woensdag 12 augustus 2009

Speciaal Onderwijs

Spraakles

Naast mijn groeibeperking heb ik ook een flinke hoorbeperking die bij mij pas op kleuterleeftijd werd vastgesteld. Door mijn hoorachterstand liep ook mijn spraakontwikkeling sterk achter. Op zesjarige leeftijd, had ik het spraakvermogen van een kind van drie.
Om die reden ben ik naar een school gegaan voor kinderen met hoor- en spraak/taalbeperkingen. Deze school stond in Leiden en had de toepasselijke naam De Weerklank.

Op deze school heb ik mij heel goed kunnen ontwikkelen. De klas bestond uit 7 tot maximaal 10 kinderen, zodat de juf of meester voldoende individuele aandacht kon schenken aan elk kind. Het leertempo van elk kind, de een wat sneller dan de ander, werd gerespecteerd. Op deze school leerden wij zoals op elke school, lezen, schrijven, taal en rekenen. Hoewel wij allemaal in een klas zaten, kregen wij deze vakken niet ‘klassikaal’ maar individueel. Immers, het ene kind was verder dan het andere kind. Ik zat zo ongeveer in de middenmoot, al lag taal en -vooral lezen- mij meer dan bijvoorbeeld rekenen.

Een bijzonder soort les wat mij is bijgebleven was spraakles. Logopedie moet je tegenwoordig zeggen, maar ik vind het woord spraakles mooier. Voor spraakles werd je één à tweemaal in de week uit het klaslokaal ‘geplukt’ door de spraaklesjuffrouw. Ik kreeg spraakles van juffrouw Wielinga. Juffrouw Wielinga was een zachtaardige, slanke vrouw van een jaar of 60 met een flinke dos grijs haar. Ze had verderop in de gang een klein kamertje met een groot bureau. Ervoor stond een stoel en een krukje die je al draaiend in hoogte kon verstellen. Als je al draaiend – en kraaiend van plezier- op de goede hoogte zat, nam jufrouw Wielinga plaats op haar eigen stoel.
Samen blikten wij in een grote spiegel die prominent op het bureau was geplaatst. Ik kon het gezicht van juffrouw Wielinga goed zien en zij dat van mij. Juffrouw Wielinga had donkerbruine ogen en een kleine mond in een zacht, rimpelig gezicht.
Juf Wielinga had ook dropjes. Ik zie die miniscule zwarte dingtjes nog voor mij. Ze waren plat (1 mm dik) en ruitvormig en door dit formaat smikkelde je ze gemakkelijk weg.
Je kreeg ze niet zomaar. Je moest er wel wat voor doen.
Voor ons lag een plaatjesboek met kleurige afbeeldingen over het leven rond de boerderij. Juf Wielinga sloeg het boek open en wees op een afbeelding. Omdat het de bedoeling was de aangewezen afbeelding luidop te benoemen zei ik: “Chaap”.
-“Schaap”, verbeterde Juf Wielinga mij en zij wees met haar andere hand naar haar kleine mond die ronduit articulerend het woord herhaalde. Als vanzelf deed ik het, kijkend naar het gezicht van Juf Wielinga in de spiegel, precies na: “Schaap”.
Het eerste dropje van deze dag was alweer binnen. De methode werkte goed en ik ontwikkelde mij voorspoedig op het gebied van het gesproken woord.
Ook mijn ouders waren geïnstrueerd dat als ik iets wilde duidelijk maken vooral de woorden goed moest (leren) uitspreken.
Binnen een paar jaar had ik mijn achterstand ingehaald en was spraakles niet meer nodig.

De school waar ik op zat, bestaat nog en valt onder het Speciaal Basisonderwijs (SBO). Het SBO en het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) zijn vormen van Speciaal Onderwijs die onderwijs biedt voor leerlingen met lichamelijke/verstandelijke beperkingen.
Het Speciaal Onderwijs ligt de laatste tijd veel onder vuur als het gaat om de hoge aantallen leerlingen die na het behalen van hun diploma niet aan de slag komen en in de Wajong belanden. Het verwijt is dan dat de focus teveel gericht is op ontwikkeling binnen “een (te) beschermde omgeving”.
Ik vind het verwijt tekort door de bocht en doet ook geen recht aan andere factoren die hierbij ook een rol spelen. Bovendien gaat het voorbij aan het onvermogen van het regulier onderwijs om meer voor deze kinderen te betekenen.
Achterstanden loop je het snelst in als je in een beschutte omgeving de kans krijgt om –met inachtneming van je beperking- in je eigen tempo te ontwikkelen. Leerkrachten in het Speciaal Onderwijs zijn vakmensen die weten waar ze mee bezig zijn en zien waar de mogelijkheden van leerlingen liggen. Het Speciaal Onderwijs voorziet in een behoefte waar het regulier onderwijs tekort schiet. Het regulier onderwijs mist domweg de middelen en de know-how en is er ook niet op ingericht om deze kinderen passend onderwijs te bieden.

Toch zit er voor het speciaal onderwijs meer in het vat waardoor meer leerlingen, gekwalificeerd voor de arbeidsmarkt, van school komen. Ook daar heb ik ervaring mee. In mijn volgende Blog wil ik daar op ingaan.

2 opmerkingen:

  1. Mark, leuke post. Ik heb een zoon die speciaal onderwijs voor HAVO/VWO volgt ivm een aan autisme verwante stoornis. Ik ben benieuwd of hij over 10 jaar ook zo positief over zijn ervaringen op deze school is. Nu is het voor hem als puber van 15, gewoon school en per definitie is dat dus niet leuk.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Mooi stuk Mark! Ik zou zeggen: "Niemand de poort uit of in zónder een E-portfolio"

    Groet Bram

    BeantwoordenVerwijderen